Op het moment dat er een ernstige calamiteit tijdens de trainingen voorvalt dienen de trainer en de sporters op de volgende manier te handelen:
- Iemand wordt onwel, trainer bepaald of er een ambulance gebeld moet worden.
- Er wordt door de trainer een persoon aangewezen die de ambulance belt met de telefoon van de trainer.
- De trainer toetst 112 in. De aangewezen persoon vertelt hierbij gedetailleerd wat de calamiteit is. Bijvoorbeeld: persoon X is onwel geworden, heeft wel/geen hartslag en/of ademhaling en er is wel/niet begonnen met reanimatie. De telefoniste van de meldkamer zal veel vragen stellen om de situatie in kaart te brengen.
- De trainer start indien nodig de reanimatie of de verzorging van het slachtoffer, samen met een daarvoor gekwalificeerd persoon als die aanwezig is.
- De snelste persoon gaat de AED bij de Veste ophalen.
- De trainer zorgt ervoor dat er geen paniek uitbreekt in de groep en wijst een persoon aan die groepsleider wordt, om de rust te bewaren.
- De aangewezen groepsleider geeft de groep de opdracht om een duidelijke slinger te maken vanuit de hoofdweg voor de ambulance. De snelste loper loopt naar de weg en de andere personen van de groep verdelen zich tussen de snelste persoon en het slachtoffer. Zo weet de ambulance waar hij heen moet. De groepsleider zorgt dat iedereen weer bij de Veste komt, als de slinger niet meer nodig is.
- De trainer gaat met het slachtoffer mee naar het ziekenhuis en belt (indien mogelijk) een familielid of vraagt aan een andere trainer om te bellen.
- Indien nodig wordt slachtofferhulp (0900-0101) aan de medesporters aangeboden.